vrijdag 30 maart 2012

Semana Santa


De Semana Santa in Spanje is de week die voorafgaat aan Pasen. De Heilige Week begint op Palmzondag en eindigt op Paaszondag. Tijdens deze week wordt het lijden van Christus herdacht en door vele gelovigen plechtig boete gedaan. Vooral in Andalusië zijn de vieringen uitbundig en is de gehele regio ondergedompeld in een sfeer van devotie. Elk jaar, wanneer de lente zijn intrede heeft gedaan, worden de straten en pleinen omgetoverd tot een grote openlucht tempel, waar gelovigen en nieuwsgierigen samenkomen om het Paasfeest te vieren en te genieten van de traditionele processies. Tijdens deze religieuze optochten worden Christus- en Mariabeelden en passietaferelen op houten, vergulde of verzilverde plateau’s (paso’s of trono's) meegetorst door de straten van de stad of het dorp.

De Goede Week in Andalusië is uitgegroeid tot een wezenlijk onderdeel van de cultuur en ademt de geest en trots van de Andaluz. De processies in de kleinere steden en dorpen vinden doorgaans plaats op donderdag en vrijdag en zijn lokale gebeurtenissen, maar in de grote steden betreft het een uitbundige viering die de gehele week duurt. Tienduizenden boetelingen en belangstellenden komen van heinde en verre, om meegevoerd te worden in de emotie en de pracht en praal. De festiviteiten in Sevilla en Málaga zijn het grootst van opzet en trekken jaarlijks vele toeristen van over de gehele wereld. In Sevilla worden wel zestig processies gehouden. Ook de optochten in Granada, Jerez de la Frontera, Huelva, Cádiz, Córdoba en Jaén zijn meer dan de moeite waard om te bekijken, waarbij elke stad het feest op eigen wijze viert. Hoe belangrijk de Semana Santa voor de Andaluz is, blijkt wel uit het feit dat de Malagueño filmster Antonio Banderas elk jaar aanwezig is als leider (capataz) van de broederschap Virgin de las Lágrimas y Favores (Maagd van Tranen en Gunsten). Verscholen onder een puntmuts loopt hij onherkenbaar mee in de processie van Málaga. Hij laat zelfs in zijn filmcontracten opnemen dat hij vrij is in de week voor Pasen.

De processies die enkele uren in beslag nemen, worden zowel overdag als ’s avonds gehouden en zijn een serieuze aangelegenheid, waarbij iedere deelnemer een eigen taak heeft. Zij worden elk georganiseerd, gecoördineerd en gefinancierd door een broederschap (hermandad of cofradía) behorende tot een bepaalde parochie. Een broederschap kan vele duizenden leden van over de hele wereld hebben. De start en het einde van een processie vindt plaats bij de eigen parochiekerk en zijn momenten met extra lading, doorgaans de hoogtepunten van de parade. De hermandads zijn ook verantwoordelijk voor de constructie en het onderhoud van de paso’s, die soms honderden jaren oud zijn. In de dorpen zijn ze slechts bescheiden van formaat, maar in de grote steden kunnen ze enorme afmetingen aannemen. De grootste tref je aan in Málaga, waar ze overigens trono worden genoemd en kunnen tot 9 meter hoog zijn en 6 ton wegen. Deze gigantische draagbaren worden door wel honderdvijftig costalero’s gedragen, die elk een kussentje op het hoofd hebben gebonden om verwondingen te voorkomen. Al wiegend op de muziek van fanfares of het tromgeroffel van tamboers beweegt het platform zich langzaam voort, op het hoofd of de schouders van serieus kijkende boetelingen. Telkens wordt het na een aantal meters neergezet en worden er saeta’s (à capella gebedszangen in flamencostijl) toegezongen. Het manoeuvreren is een ingewikkelde en precieze aangelegenheid en wordt aangestuurd door de capetaz. Het zonder schade in- en uitgaan van de kerk of het parochiehuis is tijdrovend omdat er slechts een paar centimeter speelruimte is. Ook een bocht maken is een hachelijke zaak en duurt meestal vele minuten. Een goede actie wordt beloond met een flink applaus van de toekijkende menigte.

De processies bestaan uit een aantal gedeelten, gescheiden door geborduurde vaandels en standaards en worden voorafgegaan door het Cruz de Guía, een groot kruis. Hierachter volgen de boetelingen, soms blootsvoets en zichzelf pijnigend. De boetelingen gekleed in een tenue zijn de nazareno’s. Zij zijn anoniem door het dragen van een capirote, een puntmuts met een kap waarin uitsparingen voor de ogen zijn gemaakt, die tot over de schouders valt. Volgens rang en stand dragen zij een boetekruis, vaandel, staf, kaars of religieus relikwie. Naar gelang de grootte van de cofradía, kan het aantal deelnemers van een processie oplopen tot meerdere duizenden personen. Tussen de groepen door wiegen de paso’s, de één nog meer vereerd dan de ander. De laatste paso is altijd het beeld van een gekroonde Maagd gekleed in een mantel onder een baldakijn. Voor en achter het beeld staan vele kaarsen opgesteld, die als het donker is worden aangestoken.

De paso’s met de twee meest geadoreerde Mariabeelden in Sevilla zijn die van Maria Santissima de la Esperanza de Triana en Maria Santissima de la Esperanza Macarena. De processies van deze cofradía’s vinden plaats op Madrugada (Ochtendgloren van Goede Vrijdag) en vertrekken na middernacht om pas in de middag van Goede Vrijdag te eindigen. Het zijn traditioneel de meest emotionele tochten van de Semana Santa. De Goede Week in Sevilla is elk jaar bijzonder druk. Om een mooie plek langs de route te bemachtigen, zul je vroeg van de partij moeten zijn. Voor degenen die verzekerd willen zijn van goed zicht op de processies is er de mogelijkheid om een balkon te huren bij één van de huizen. Prijzen kunnen hierbij oplopen tot wel € 1.700. Je hebt dan wel prima beeld op de 105 paso’s van de 55 broederschappen die langstrekken. De passietaferelen variëren van het Laatste Avondmaal, tot de kruisgang en de graflegging.

Het dragen van een paso is een grote eer. Costalero wordt je dan ook niet zomaar, vaak wordt de taak verkregen door vererving van vader op zoon. De toewijding en gratie waarmee de paso’s urenlang door de straten worden gezeuld is bewonderenswaardig. De diepe emotie rond deze week maakt de Semana Santa tot een bijzonder feest en zal ook veel indruk maken op ongelovigen.

10 bijzondere processies tijdens Semana Santa in Andalusië

maandag 26 maart 2012

Traje de Luces – “kostuum van lichtjes”

 
De marketinggedachte achter de reclamespot van Cruzcampo uit 2009, is de profilering van het biermerk als typisch Andalusisch. Eens was dat waar, maar tegenwoordig is het merk eigendom van biergigant Heineken. Aan de hand van metaforen en stereotypen wordt Cruzcampo verweven met zuidelijke regio, in de verwachting de lokale verkopen te stimuleren. Als één van de typisch Andalusische kenmerken die in het filmpje worden opgesomd, wordt het traje de luces aangehaald. Voor lokalen is dat een bekend begrip, maar aan de doorsnee liefhebber van Zuid-Spanje zal deze opmerking in onwetendheid voorbij gaan.

Het traje de luces (kostuum van lichtjes) is de naam die is gegeven aan de kleding die de torero draagt tijdens een corrida (stierengevecht). De naam is afgeleid van de schitteringen in het zonlicht door de rijkelijke versieringen op het pak. Gouddraad is voorbehouden aan de matador en de picador, voor de overige torero’s wordt zilvergaren gebruikt. Als land dat sterk aan tradities hangt is het niet verwonderlijk dat het kostuum sinds het eind van de 18e eeuw niet of nauwelijks is veranderd. Het kostuum is gebaseerd op de kleding van de adel ten tijde van Napoleon en heeft een pseudo-militaire snit. De sterren zijn daarbij vervangen door kikkers. De felle kleuren en opvallende borduursels hebben wellicht een vrouwelijke inslag maar het nauwsluitende pak benadrukt het silhouet van de torero en bevestigt zijn stempel als macho.

Het zijde pak is gemaakt van meerdere lagen satijn en bestaat uit een kort jasje met vest en bijbehorende strakke broek die tot onder de knie loopt. De chaquetilla (het korte jack) is gedrenkt in stijfsel waardoor het weliswaar hard is geworden, maar biedt de torero geen enkele bescherming. Het wordt open gedragen en de mouwen zijn los ingezet aan de schouder, waardoor het bewegingsvrijheid biedt. Beide schouders zijn bedekt met grote epauletten, waar kwastjes aan hangen. Net als het jasje zijn ze overdadig voorzien van borduursels en zijn er glinsterende steentjes,  kralen en pailletten opgenaaid. De taleguilla (broek) is een legging, van middel tot net over de knie, met versierde zijpanden. De broek is zo strak dat deze als het ware een tweede huid vormt. De taleguilla wordt om het middel met een sjerp dichtgebonden en aan de pijpen met door kwasten versierde koorden (tale). Onder de broek worden twee paar sokken (medias) gedragen. Het onderste paar is van wit katoen en wordt soms vervangen door een maillot, het bovenste paar is roze en van pure zijde. De voeten zijn gestoken in zwarte leren zapatillas met dikke zool en bovenop een strik en hebben veel weg van de slippers van een ballerina. Onder de chaquetilla draagt de torero een wit overhemd (camisa) met een smalle corbatín (stropdas), die dezelfde kleur heeft (meestal zwart) als de sjerp waarmee de broek wordt dichtgebonden om het middel. Op het hoofd prijkt een typische montero (geweven hoed) en in het haar is een coleta (knot) gestoken. Vroeger droegen torero’s hun lange haar in een knot en sneden deze af wanneer zij stopten met stierenvechten, nu is het een haarstukje. Bij het binnenlopen van de arena heeft de torero een capote de paseo om de linker schouder gevouwen. Deze zijde cape met luxueuze versiersels doet in het verloop van het gevecht geen dienst en wordt ingeruild voor een roze met cape met goudkleurige voering. De matador gebruikt in het derde en laatste stadium van de corrida een rode muleta (cape) en een estoque (gebogen zwaard).

Het volledige kostuum weegt ongeveer 7 kilo en blinkt eigenlijk uit in nutteloosheid. Het biedt geen enkele bescherming, is zwaar, niet flexibel, te warm voor in de zomer en heeft voornamelijk ceremoniële waarde. Vasthoudend als men is, wil men geen enkele wijziging aanbrengen in de kleding. Tegenwoordig worden er wel kostuums gemaakt van een verbeterde stof, waardoor het traje de luces lichter is geworden, chemisch kan worden gereinigd en niet na één corrida hoeft te worden weggegooid, wanneer er een (bloed)vlek op zit. Aan een pak wordt door zes naaisters wel een maand lang gewerkt en kost dan ook een slordige duit. Prijzen lopen wel op tot € 3.000 of meer. Voor de top onder de torero’s geen probleem, want die mag zich verheugen op een vorstelijke gage van enkele tienduizenden euro’s per corrida.

Het aantrekken van het traje de luces is een ceremoniële aangelegenheid en vindt plaats volgens een vast ritueel met een strak tijdschema. De matador wordt bijgestaan door een kleedheer, doorgaans in de privacy van een hotelkamer. De bijgelovigheid druipt er vanaf, elke beweging, los draadje of vlek kan van grote invloed zijn.

maandag 12 maart 2012

Mercado Central de Atarazanas (Málaga)

De Mercado Central de Atarazanas, ofwel de mercado central, is al meer dan 130 jaar lang de gezellige levendige overdekte centrale markt in Málaga waar de Malagueños van maandag t/m zaterdag tussen 08.00 en 15.00 uur komen voor o.a. groente, fruit, vis en vlees van topkwaliteit, maar ook noten, kazen, olijven, kruiden en brood. Behalve dat je hier de beste en grootste selectie verse producten van Málaga aantreft, vind je hier ook diverse barretjes voor tapas, lokale wijnen en bier. De prijzen zijn meer dan vriendelijk, net als de sfeer. Het is in meerdere opzichten de moeite waard de markt te bezoeken. Het is er gezellig druk, het gebouw is bijzonder en de producten zijn van zeer goede kwaliteit. Een paradijs voor gastronomen! Vis, schaal en schelpdieren komen hier bijna letterlijk uit zee aangezwommen en worden door snelle handen vakkundig schoongemaakt. Het is dan ook de grootste afdeling van deze markt. Groente en fruit liggen vaak minutieus opgestapeld als ware het een kunstwerk. 
Vroeger was op deze plek een islamitische scheepswerf (atarazanes) gevestigd. Van dit oude gebouw is alleen het portiek met de grote Moorse boog overgebleven, dat nu dienst doet als hoofdentree. De wapenschilden op de gevel wijzen terug naar de Nazarí periode ten tijde van de regeerperiode van Mohammed V (1354-1391). In 1868 werd het oude Moorse gebouw grotendeels gesloopt en werd er voor het eerst een markt gehouden. Vanwege de niet al te beste hygiënische situatie werd door de gemeente besloten een overdekte markt te bouwen. De bedoeling was deze de naam van Alfonso XII mee te geven, maar hij wordt later bekend als de Mercado Central de Atarazanes, verwijzend naar de islamitische voorgeschiedenis. Het huidige gebouw is ontworpen door architect Joaquín de Rucoba en gebouwd tussen 1876 en 1879. Het bestaat uit een gietijzeren constructie die is verdeeld in drie secties. Het ijzer dat is gebruikt komt uit de smelterijen van Sevilla. In het ontwerp zijn diverse neo-Moorse elementen verwerkt in de vorm van bogen en versieringen. Aan de achterzijde van het ingenieuze gebouw is een soort replica gemaakt van de hoefijzervormige ingang. Deze is opgevuld met kleurrijk brandglas, waarin diverse taferelen worden uitgebeeld. Het artistieke en karakteristieke openbare gebouw combineert de innovatieve keuze van ijzer met het behoud van  historische overblijfselen en een functionaliteit die zorgt voor natuurlijke lichtinval en ventilatie.









Openingstijden:
Maandag t/m zaterdag: 08.00 – 15.00 uur
Zondag: gesloten

Adres:
Atarazanas 8, 29005 Málaga, Spanje

Parkeren:
Parking in de Calle Olozaga aande achterzijde van de Mercado Central de Atarazanas

maandag 5 maart 2012

Boabdil - laatste Moslim koning in Spanje

Boabdil is de Spaanse naamsverbastering van Abu Abdallah Mohammed XII, laatste heerser van de Nasriden. Hij was ook bekend als El Chico (de Kleine), vanwege zijn korte heerschappij, of El Zogoybi (de Ongelukkige). De naam Boabdil kom je overal tegen in Andalusië. Hij prijkt op de gevel van menig huis, duikt op in legenden en wordt gebruikt door restaurants, pensions, sauna’s en legio andere gelegenheden.

De Nasriden waren de laatste islamitische dynastie op het Iberisch schiereiland die heerste over het emiraat van Granada, dat de provincies Málaga, Granada en Almería omvatte. Het Nasridenrijk werd in 1237 gesticht door Mohammed I ibn Nasr en kwam in 1492 ten val na een langdurige belegering door Los Reyes Católicos Ferdinand en Isabella. Terwijl de Reconquista in volle gang was en omliggende taifa’s als Córdoba en Sevilla werden ingenomen door de Castiliaanse legers, schaarde Mohammed I zich wijselijk achter Ferdinand III. Het emiraat kwam weliswaar onder invloed te staan van de Kroon van Castilla, maar bouwde hierdoor wel bestaansrecht op en floreerde.

De grote bloeiperiode van het Koninkrijk van Granada vond plaats in de 14e eeuw van 1333 tot 1391 tijdens de heerschappij van Yusuf I en Mohammed V. De stad Granada groeide en het Alhambra werd uitgebreid met de bouw van diverse paleizen en het Generalife. Uit deze periode stamt ook de beroemde Leeuwenhof. Granada had een vooraanstaande positie op wetenschappelijk en cultureel gebied en was een belangrijke schakel in de handel rond de Middellandse Zee. De Reconquista was echter niet te stoppen, waardoor er constante schermutselingen waren in de grensgebieden en er langzaam territorium werd verloren aan de christenen en het koninkrijk almaar kleiner werd. Onderlinge politieke twisten en de verzwakking van de handelspositie luidden uiteindelijk de val van het emiraat in.

De epiloog van de Moorse dynastie wordt gevormd door Abu Abdallah Mohammed XII, Boabdil genoemd door zijn Spaanse tegenspelers. Hij heeft de pech de 22ste en laatste vorst van de Nasriden te zijn en is het slachtoffer van een drama vol list, bedrog en verraad. Boabdil wordt in 1459 geboren in Granada als zoon van sultan Mohammed XI en de ambitieuze Aixa. Wanneer zijn vader de voorkeur geeft aan een nieuwe christelijke concubine, zint de uitgerangeerde Aixa vastbesloten tot wraak. In de navolgende jaren doet zij er alles aan om Boabdil tegen zijn vader op te zetten, waar de verraderlijke vrouw bijzonder goed in slaagt. Als Granada in 1482 in opstand komt vanwege de torenhoge belastingen, ziet Boabdil kans de macht van zijn vijandige vader over te nemen.

Er wordt hem weinig tijd gegeven om te genieten, want de legers van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilla belagen de grenzen van zijn koninkrijk. Om prestige te verwerven onder de bevolking rijdt hij in 1483 met 10.000 soldaten uit om de stad Lucena in te nemen, maar wordt verslagen en gevangen genomen door de christenen. Inmiddels herneemt zijn vader, samen met zijn broer de Heer van Málaga, de macht weer over. Ferdinand en Isabella weten een overeenkomst met Boabdil te sluiten: hij mag terug naar Granada om zijn vader af te zetten, mag regeren onder het betalen van grote sommen goud aan het Katholieke Koningspaar en moet grote delen van het emiraat direct afstaan. In 1487 slaagt Boabdil in zijn missie, wordt opnieuw tot sultan uitgeroepen en neemt zijn intrek in het fabuleuze Alhambra. Maar het emiraat is door twist, bedrog en onderlinge strijd volledig ontwricht. De christelijke legers maken hier dankbaar gebruik van en nemen stad na stad in. Het pact tussen Boabdil en de christenen blijkt al gauw niets waard. Granada wordt volledig omsingeld. De legers van Ferdinand en Isabel slaan hun kamp op in Santa Fé en belegeren Granada gedurende een jaar. 
Wanneer Boabdil er van overtuigd is dat er geen uitweg is, geeft hij na een geheim beraad de sleutels van de stad en het Alhambra op 2 januari 1492 over, in ruil voor ballingschap. De Moren krijgen een vrijgeleide en mogen zich met behoud van geloof en gewoonten vestigen in La Alpujarra, de streek ten zuiden van de Sierra Nevada. Wanneer Boabdil met zijn gevolg de stad uittrekt kijkt hij vlak voor de afdaling naar Padul een laatste keer om naar zijn geliefde geboortestad en paleis en huilt om wat hij achterlaat. Zijn moeder Aixa bijt hem toe: “Je huilt als een vrouw over wat je als man niet kon verdedigen”. De pas staat nu bekend als de Puerto del suspiro del Moro (de zucht van de Moor).

Met hun irrigatietechnieken weten de Moren de Alpujarra tot een vruchtbaar paradijs te maken. Boabdil verblijft er maar kort en vertrekt al na een jaar naar Fez in Marokko, waar hij een nieuw paleis mag bouwen. Naar verluidt wordt hij tijdens een oorlog in 1527 gedood. Ook de belofte van ballingschap in de Alpujarras blijkt weinig waard. De Moren worden gedwongen zich te bekeren tot het christendom. Deze nieuwe christenen worden Moriscos genoemd, degenen die toch volgens hun tradities blijven leven worden in 1570 definitief verdreven.

BIJZONDER OVERNACHTEN:
ACCOMMODATIES IN GRANADA